Passend Onderwijs begint in de klas. Leraren weten het beste wat een leerling nodig heeft en welke ondersteuning daar goed bij past. Ze weten wat zij zelf kunnen bieden en wat ze nog bij kunnen leren. En leraren weten waar ze expertise van anderen, zoals vanuit het speciaal onderwijs, bij in kunnen zetten.

Verschillen zien en respecteren
In de klas gingen leraren voor de invoering van Passend Onderwijs ook al om met verschillen tussen leerlingen. Bijvoorbeeld tussen intelligentieniveaus en leerstijlen, maar ook in onderwijs- en ondersteuningsbehoeftes. Omgaan met diversiteit is dan ook niet nieuw. Het maakt de lespraktijk uitdagend en boeiend, maar soms ook lastig. Voor leraren is de uitdaging om de verschillen te zien en te bedenken wat de leerling nodig heeft en daarop te anticiperen. Zij kunnen dat bijvoorbeeld doen verschil te maken tussen instructies, werkvormen of in de manier waarop zij leerstof aanbieden.

Ondersteuning door de school
Uiteraard staan leraren er niet alleen voor. Bij de vormgeving van Passend Onderwijs in de praktijk van de klas krijgen ze ondersteuning van hun collega’s in het lerarenteam, de zorgcoördinator en de schoolleiding. Ook de expertise van het (voortgezet) speciaal onderwijs of jeugdhulpverleners kan worden ingezet ter ondersteuning van de docent. De onderwijsorganisaties stimuleren de onderlinge kennisuitwisseling over Passend Onderwijs binnen het team.